
Tombak
Met enige regelmaat wordt tijdens determinatie de legering “tombak” aan objecten toegeschreven en dan vooral bij knopen. Eigenlijk gaat het bij knopen vooral om de zogenoemde “white tombac”, de zilverkleurige variant van tombak.
Tombak is rond 1760 uitgevonden (* 1) en bestaat voor ten minste 70% uit koper en bevat verder 5-20% zink en verder andere metalen zoals tin, lood en/of arseen. Het laatste element arseen lijkt vooral belangrijk om tombak een zilver uiterlijk te geven.
Tombak kan door de wisselende percentages van verschillende metalen nog wel eens verschillen van kleur en metaaleigenschappen. Wat opvallend is, is dat tombak erg hard en breekbaar is. Tombak knopen bijvoorbeeld zijn wel eens gebroken of missen afgebroken stukjes. Daarnaast kun je tombak niet solderen met als gevolg dat op tombak objecten vaak specifieke uitsparingen zijn gemaakt om andere metalen in vast te klemmen en/of te lijmen. Ook in motoren werd het wel gebuikt, maar als het brak was het ook echt stuk en niets meer aan te doen.
afgebroken Tombak knoop
De gele variant van tombak lijkt op messing. Door het hogere kopergehalte bestaat er ook een roodachtige versie. Om dit beeldend te maken heb ik 4 munten opgezocht die bestaan uit een tombak legering. Van links naar rechts en boven naar beneden zijn dit: 5 cents Canada uit 1943, 10 kopeks Rusland uit 2007, 100 mark Duitsland uit 1923 en 50 heller Tsjechoslowakije uit 1964.
Door het toevoegen van arseen (*2) aan een tombaklegering wordt het materiaal wit, grijs, zilverachtig. “White Tombac” zoals ze dit in het Engels noemen werd vaak gebruikt om knopen een zilveren uitstraling te geven. Het is ook heel goed bestand tegen corrosie waardoor knopen die ervan zijn gemaakt soms zonder oxidatie uit de grond komen met nog steeds een doffe grijze zilveren kleur. Knopen van witte tombak hebben vaak een kegeltype bevestiging (deze zijn gegoten en gefreesd) en zijn zodoende in combinatie met de zilveren kleur goed te determineren.
De meeste tombak was alleen geschikt om te gieten in eenvoudige mallen vandaar ook dat op tombak knopen achteraf pas graveringen zijn aangebracht. Verdere afwerking gebeurde op draaibanken. Op tombak knopen zijn daarom vaak draaibanksporen te zien.
Er bestaat ook een goudkleurige versie tombak die goed is te persen en te stempelen. Er is ook een tombak versie die goed te emailleren is en er bestaan versies die juist heel goed te vergulden zijn. Meer hierover is hier te lezen.
Tombak en messing knopen komen vooral voor in de 18de eeuw.
Messing
In zuivere toestand laat koper zich moeilijk gieten. Voorwerpen van puur koper zijn ook niet zo sterk voor dagelijks gebruik. Door koper samen te voegen met tin, lood of zink wordt het gieten eenvoudiger. Vooral door de Romeinen is deze kennis snel verspreid over de toenmalig bekende wereld. Men heeft dus al in de vroege geschiedenis ontdekt dat het toevoegen van galmei (een mineraal met zink) aan koper het makkelijker maakt om te verwerken. De gegoten stukken zien er beter uit en blijven langer heel. Het maken van voorwerpen van geelkoper (geelgieten) zoals men messing noemde, werd een specialiteit in de Maasvallei, vooral in en rond Dinant (België). Het werd ‘Dinanderie’ genoemd. Vanaf 1100 was Dinant al een belangrijke koperstad. Na de zware schade aan Dinant door oorlog in 1466 verspreidden de koperspecialisten zich echter over de Nederlanden. De Duitse stad Aken nam de rol van internationaal productiecentrum over, en later verplaatste het zich naar het naburige Stolberg, waar het in de negentiende eeuw een echte industrie werd.
Dat niet alle voorwerpen meteen van messing in plaats van koper werden gemaakt had een reden. Aan het eind van de 18e eeuw was men namelijk hier in Europa pas in staat om zuiver zink te maken. Bovendien was het smelten van koper en zink samen een moeilijk proces omdat zink smelt en verdampt voordat koper smelt. Er was dus groot vakmanschap nodig om de twee metalen te laten samengaan. Het geelgieten gebeurde dus alleen door gespecialiseerde kopergieters. Hiermee was het dan ook duurder.
Bij sommige voorwerpen van messing is het mengen van de legering niet optimaal waardoor het voorwerp gedeeltelijk gevoelig is voor zinkpest. Door invloed van zuren in de bodem zien messing objecten er ook wel eens roodachtig (door het koper) geel uit.
Een groot deel van de gebruiksvoorwerpen werd tot eind 18de eeuw van koper gemaakt. Rond 1800 vond de Luikenaar Jean-Jacques Dony echter een proces uit om zuiver zink te produceren waardoor messing (alias geelkoper) makkelijker te maken was. Hierna werden steeds meer producten van geelkoper gemaakt. Dit was dus ongeveer in dezelfde periode als toen tombak werd uitgevonden. Tombak brokkelt echter snel af en dus werd er eerder bij gebruiksvoorwerpen voor messing gekozen. Tombak is meer voor de sier en voorwerpen zonder al teveel losse delen zoals knopen en munten. Tot 1880 werden veel gebruiksvoorwerpen van koper of messing gemaakt. Tijdens de industriële revolutie kwamen nieuwe goedkopere metalen en legeringen in de mode.
Hoe lichter de kleur van messing, hoe meer zink erin zit. Geelkoper wordt ook wel het goud van de gewone man genoemd.
Messing of geelkoper in de vorm van een dunne folie wordt Latoen of Latoenkoper genoemd.
referentie:
*1: A Structural and Functional Analysis of Eighteenth Century Buttons
*2 het is een uitgebreide misvatting dat de witte kleur door meer zink zou ontstaan. Arseen zorgt voor de witte kleur
Mooi om de techniek te zien, beetje magie. Op mijn vooroorlogse motoren waren de carburators ook van Tombak gemaakt. Vooral niet
stoten want er braken zo stukken van af, ook de slijtage was aan de hoge kant, na 10x het deksel verwijderd te hebben moest je gaan
schipperen om lekkage te voorkomen.
Dat klopt dan inderdaad bij het Tombak verhaal. Het is eigenlijk vooral gemaakt voor de “show” 🙂