De Zeeuwse knoop: een sieraad met onbekende oorsprong

De Zeeuwse knoop is een zogenoemde gestapelde knoop. Over de oorsprong en vroege geschiedenis ervan is weinig met zekerheid bekend. Een veelgehoorde theorie is dat de knoop zijn oorsprong vindt bij de Spaans-Portugese Sefardische Joden, die tussen ca. 1400 en 1700 naar Noordwest-Europa migreerden. Omdat zij het ambacht van edelsmid vaak niet zelf mochten uitoefenen, zouden zij deze sieraden in opdracht hebben laten vervaardigen. Vooralsnog is er echter geen overtuigend bewijs gevonden dat deze herkomst bevestigt.

Knoop ca 1690

Goudsmid Piet Minderhoud beschrijft in zijn boek Van de goudsmid (2017, 3e druk) het vroegste gebruik van dergelijke knopen in Zeeland. Volgens hem gaat het gebruik om een paar knopen als sluiting van het hemd te dragen terug tot de 17e-eeuwse burgermode, en dan met name onder mannen. Het oudst bekende, gedateerde paar knopen werd rond 1690 vervaardigd door Jan Bravert te Amsterdam. Deze zilveren exemplaren zijn hol en opgebouwd uit twee licht bol gezette, ronde delen. In het midden bevindt zich een klein, plat rozet met een randversiering. De achterzijde van de knopen is verbonden door een ring of oog.

Deze vroege exemplaren zijn nog geen opengewerkte filigrainknopen met zogenaamde ‘spinnetjes’. Die deden pas vanaf ca. 1700 hun intrede. Halverwege de 18e eeuw werd het spinnetje complexer van vorm, met meerdere draadjes, waardoor het uiterlijk steeds minder op een spin leek. Desondanks bleef de benaming ‘spinnetje’ gangbaar. Vanwege hun uiterlijk, dat deed denken aan een braam, werden deze knopen ook wel ‘braamknopen’ of ‘brummels’ genoemd. In de loop van de tijd werd dit type knoop steeds verder verfijnd en geperfectioneerd.

Goudsmeden uit onder meer Schoonhoven, Dordrecht, Amsterdam en mogelijk ook Middelburg vervaardigden deze knopen veelal op bestelling. De zogenoemde keelknopen, jasknopen en hemdsknopen werden – en worden – vooral gedragen op Walcheren, Zuid-Beveland en in Axel, maar ook in Staphorst, Urk, Marken en Volendam. Elke regio ontwikkelde eigen varianten met karakteristieke accenten. Doordat het gebruik van deze sierknopen in Zeeland het meest verspreid en zichtbaar was, raakte rond 1915 de naam Zeeuwse knoop ingeburgerd.