De Art Nouveau, ook wel bekend als Jugendstil, is een kunststroming die tussen 1890 en 1914 op verschillende plaatsen in Europa populair was. Deze stijl manifesteerde zich vooral in gebruiksvoorwerpen, architectuur en schilderkunst, en kenmerkt zich door asymmetrische composities en een sterke decoratieve inslag. Je ziet de stijl terug op onder andere knopen, meubels, sieraden, lampen en bedrukte stoffen. De belangrijkste inspiratiebron van deze stroming is de natuur: lange, sierlijk gestileerde planten en bloemen zoals lelies, kelken, irissen, papavers en rozenknoppen, maar ook vogels als zwanen en pauwen, libellen, en natuurlijke elementen zoals water, wolken en rotsformaties. Deze worden vaak gecombineerd met slanke, elegante vrouwengestalten. Opvallend is dat er tijdens deze periode in de Verenigde Staten ook sprake was van een hernieuwde belangstelling voor het oude Egypte – een zogeheten Egypte-revival.
Hoewel de Art Nouveau en Jugendstil vaak als synoniemen worden gebruikt, behoren ze tot een bredere esthetische beweging waarin ook stijlen zoals het neo-rococo verwantschap vertonen. Deze stromingen delen een liefde voor decoratie, sierlijke lijnen en ambachtelijk vakmanschap. Ze ontstonden als reactie op de toenemende industrialisatie, en boden een tegenwicht aan de massaproductie door juist de nadruk te leggen op schoonheid, natuur en verfijning. Waar het neo-rococo zich liet inspireren door de elegante, krullerige vormen van de 18e-eeuwse rococo, kozen de Art Nouveau en Jugendstil voor een meer eigentijdse vormtaal, maar met vergelijkbare gevoeligheid voor detail. Alle drie vonden ze hun uitdrukking in diverse kunstvormen, van architectuur tot grafisch ontwerp, waarbij kunst en toegepaste kunst samenvloeiden tot één geheel.
Hieronder enkele Art Nouveau sieraden uit het Rijksmuseum